donderdag 18 juni 2009

22 dagen.

Nog 22 dagen en ik ben ervandoor. Het gaat snel. 22 dagen lijkt niet lang meer. Of het kan ook net heel lang zijn. 22 dagen in een rubberboortje ronddrijven op de Ionische Zee met enkel Laura Lynn als metgezel lijkt me eindeloos lang te duren. Maar wat zijn 22 dagen op een leven van 22 jaar (zelfs al is het dan om in een rubberboortje rond te drijven op de Ionische Zee met enkel Laura Lynn als metgezel). Niet dat ik hier een traktaat over de relativiteit van tijd ambieer. Neen, gewoon, het zijn nu eenmaal de dingen die door mijn hoofd flitsen, misschien zelfs spoken.

“Action is consolatory. It is the enemy of thought and the friend of flattering illusions.”[1] Spijtig genoeg (nooit gedacht dat ik dit ooit zou schrijven) valt er plots veel “action” weg nu de examens erop zitten. Dinsdag had ik mijn laatste examen en dan wel over een zeer toepasselijke onderwerp, namelijk ‘Exilliteratur’. Bovendien kan het zwaartepunt van de cursus, zijnde ‘Bertolt Brecht’, enkel nog beter aansluiten bij het “bevreemdende” van heel deze situatie. Of, hoe Pieter een mooi voorbeeld is van “de mens” die in al de chaos op zoek is naar betekenis en bij gebrek daaraan er dan maar gewoon dwingend een betekenis op vastpint.

Hoe dan ook, na deze laatste grote stap in mijn niets beduidende academische carrière, ga ook ik in “ballingschap”. En het was niet zomaar het laatste examen van een examenperiode of een academiejaar, het was het laatste laatste examen. Het allerlaatste. Nooit geen examens meer. Afgehandeld. Gedaan. Schluss damit. En ik geef toe dat ik het eigenlijk wel jammer vind. Begint dan nu de aftakeling? Gaan mijn hersenen nu door gebrek aan nieuwe input langzaam aan verder en verder afsterven? Ach, ik ken mezelf, ik zal altijd nog wel iets vinden om te leren, om die grijze massa te blijven prikkelen en stimuleren.

Trouwens, er is nog steeds die andere donkere schaduw die boven mijn hoofd blijft hangen, de grote boze thesis zeg maar, waar ik tot op dit moment geen gehoor heb aan kunnen geven. Dus, moest ik het willen is er “action” genoeg. Het probleem is gewoon dat dat niet het enige is dat er nu te doen valt. Zo’n half jaar weg zijn, is allemaal goed en wel. Maar die voorbereidingen… Ik zou echt het liefst gewoon op dat vliegtuig stappen, zonder te moeten nadenken, zonder maandenlang heen en weer te hebben moeten lopen tussen allerlei autoriteiten, de ene al beter georganiseerd als de andere, maar allemaal toch minstens één keer zeggende: “Ja, manneke, daarvoor gade toch nog is moete terugkomme zenne.” Achja, het mooie Belgische bureaucratische landschap heeft ook wel zijn charmes (ofzoiets).

In elk geval, het lopen van hot naar her (om nog zo’n prachtig “Hendiadyoin” te gebruiken) zit er spijtig genoeg nog altijd niet op. Neem daar ondertussen nog een valiezenoorlog van formaat bij (ja, wat neem je zo mee in een rugzak voor een half jaar?) en de duizenden formulieren die ik mag invullen en het lijkt alsof ik zelfs niet ga toekomen met die 22 dagen. Tenslotte, is het nu zeker stilaan tijd aan het worden om aan mijn afscheidsronde te beginnen. Hoewel onze goede vriend Marco in al zijn semi-negationisme het fenomeen “afscheid nemen” ontkent, is het voor mij toch pijnlijk tastbaar. Maar wederom, laten we daar geen onnodig drama aan vasthangen. Wat is een half jaar? Het is verwaarloosbaar. (Alhoewel, een half jaar in een rubberbootje…)



[1] Joseph Conrad, Deel 1 ‘The Silver of the Mine’, Hoofdstuk. 6 uit ‘Nostromo’ (1904)

donderdag 11 juni 2009

Nog één maand...

Over een maand ga ik nu slapen om wakker te worden in een ander bed, in een ander huis, in een andere stad, in een ander “land”, in een ander werelddeel.

Jawel, onze goede vriendin Tiny deed me al voor hoe boodschappen te doen, naar de dierentuin te gaan, een fiets te krijgen, ja, ze leerde me zelfs zeilen. Maar nu is het tijd om die volgende grote stap te zetten en in haar voetsporen te treden, namelijk Pieter Gaat Op Reis.

Het is een “bevreemdend” idee, om het zacht uit te drukken, dat ik over een maand ergens rondhuppel op een onontdekte plaats, tussen onontmoete mensen. Het brengt veel gevoelens met zich mee, sommige positief, andere iets minder positief, maar ik probeer me vooral op de eerste soort te focussen. Het is een verzameling van enthousiasme, interesse, leergierigheid, benieuwdheid, veroveringszin en eigenlijk gewoon, tout court, die goede veelbetekenende “zin”. Zin om al die nieuwe dingen te ontdekken, te zien, te doen, bij te leren.

Dat die tweede groep gevoelens er ook is, is uiteraard logisch. Ik zou liegen, moest ik zeggen dat ik niets voel zoals pre-gemis en pre-heimwee, maar ook angst en onzekerheid voor al wat komen zal. Wat doe ik daar, langs de andere kant van de wereld, als er even geen impulsen zijn om die positieve gevoelens op te wekken of als die er net teveel zijn en ik ze graag zou willen delen met de mensen om wie ik geef?

Zoals ik zei, probeer ik me te focussen op die eerste groep. En eigenlijk is al het (melo)drama wat overbodig, als ik bedenk wat een geweldige kans ik krijg. Ik voel ook gewoon dat dit nu even nodig is voor mij. Een half jaartje “rust”, wat tijd voor mezelf om dingen af te sluiten, dingen op een rijtje te zetten en te beslissen wat ik nu wil gaan doen als ik in december weer land op die vertrouwde Belgische bodem.

En wat jullie betreft. De mensen die ik ga missen, weten dat ik hen zal missen en de mensen die ik onnoemlijk veel ga missen, weten dat zeker. En de mensen die ik niet zal missen, wel, weet dat dat niet noodzakelijk negatief is. Maar aan jullie denken zal ik sowieso doen. Jullie, diegenen die ik achterlaat, diegenen die ik ken, diegenen die dit nu lezen, diegenen die ik over een half jaar hopelijk terug zie met evenveel vriendschap en/of liefde en liefst minstens evenveel enthousiasme.

 

Jullie aller,

Pieter